Grenspalen stammen uit de volle en late Middeleeuwen (1000 – 1500). Grenspalen en grensstenen zijn aangebracht om de grens van een rechtsgebied aan te geven. Ze zijn vaak in steen uitgevoerd en daardoor moeilijk te verplaatsen. Ze staan langs (voormalige) grenzen van gemeenten, jachtgebieden en rijksgrenzen. Grenspalen tussen rechtsgebieden werden vaak banpaal genoemd, om aan te geven tot waar iemand als straf verbannen werd. Eertijds stonden op dijken de zogenaamde hoefslagpalen, die de te onderhouden dijkvakken aangaven. Op essen werden soms eigendomsgrenzen gemarkeerd met grensstenen, op de heidevelden gaven grensstenen de grens van de marke of gemeynt aan (markenstenen). Naast stenen of palen maakte men op de droge zandgronden ook gebruik van kleine heuveltjes, zogenaamde pollen. Pollen werden gemaakt van plaggen en hadden een diameter van 6-8 meter en een hoogte van 0,5 tot 2 meter. Op deze pollen werden dan vaak weer grensstenen of –palen gezet.