Schaapskooi

De scheper was in dienst van de marke. Indien hij gehuwd was, bewoonde hij de scheperij, een marke-woning. Hij verzorgde de dorpskudde die in de 19e eeuw soms meer dan duizend schapen telde. Hij werd soms bijgestaan door een hulp-sche-per of meeheer. ’s Morgens leidde hij de dorpskudde naar de heide waar hij haar hoedde en ’s avonds bracht hij haar terug. De scheper had tevens de zorg voor de gezondheid van de dieren, verleende assistentie bij het wassen en scheren van de schapen en bij de eslating (beweiding van de es in de nacht, tussen schaaphekken). Met de opkomst van de kunstmest en de heideontginning verdwenen begin 20e eeuw schaapskudden en herder.

App data
Schaapskooi
schaapskooi bij Bovenberg
punt
schaapskooi
Camping: Bovenberg
Bron: Tekst: Geheugen van Drenthe // Beeld: Rijksmuseum
In de 17e eeuw soms nog koeienherder (beesteheer) en schaapherder in één dorp. Toen de schapenhouderij geleidelijk de rundveehouderij verdrong, onder meer door runderpest, doordat het schaap gemakkelijker te houden was op de schrale heide en door de 18e-eeuwse verandering in bemestings-techniek, werden schapen onmisbaar en schepers belangrijk. // Prent “Schaapherder met zijn kudde” van Frans Lebret, 1898
Frans Lebret, Schaapherder met zijn kudde, 1898